pagina 68

"Ach ja, de vader is de wens van de
porselijnkast... moet je maar denken."
"Hoe jij alles door elkaar kunt haspelen, Henk.
Maar ik begrijp je nog wel hoor... alleen,
ik ben het niet met je eens. Voorzichtigheid
is niet onbelangrijk, maar is niet juist "de oorlog"
de vader aller dingen, zoals Heraclitus al zei?"
"Ja maar, je kan je onbesuisd of overdacht
in een strijd storten dan wel begeven, dus..."
Henk en opa Pot hadden hun twistgesprekken
echt gemist. Hij was het nieuwe adres van Paul
komen vragen, maar zou nog wel een tijd
met opa blijven bekvechten, die trouwens niet
meer wist dan dat Paul nu in Brakkenstein woonde.
"Vraag het straks als mijn dochter thuiskomt."


Heraclitus

"In mijn babyjaren constateerde de huisarts
dat ik mijn tong niet erg ver kon uitsteken.
Tot mijn moeders verbazing (moet dat niet
in het ziekenhuis?) nam hij een lancet en
heeft mij toen van de tongriem gesneden.
Nu kan ik variëren tussen een vlotte babbel
en mijn woorden op een goudschaaltje wegen.
Zoals wijlen Onkel Günther placht te zeggen:
'Das Maul is wie ein Gaul; Beide haben den
Zaum nötig.' Nog een calvados, Henk?"
"Graag, dan zullen we de tooom nog wat vieren."

pagina 67

Eén nacht was Henk nog blijven logeren
in Heist-op-den-Berg. In het grote huis
met het rieten dak en de achtertuin die
helemaal doorliep tot aan de Grote Nete.
Op de bromfiets over de jaagpaden langs
de Kempische kanalen reed hij naar huis.
(Wat etend en drinkend in Postel, Gerwen
en Keldonk bij sluis 5 in de Zuid Willemsvaart.)
Want Carmenita had weliswaar gevraagd:
"Ach Boet, breng Henk toch even?"
Maar Henk had het zelf afgewimpeld.
Er scheen een februari-zonnetje bij aankomst
in Nijmegen. Het was stil, geen hondengeblaf
aan de poort, die bovendien op slot was.
De buren, waar de sleutel wel zou zijn, wisten
slechts dat zijn ouders naar Scandinavië of
Schotland waren. Ze waren het daar nog niet
over eens geweest op de ochtend van hun
vertrek, zo'n anderhalve week geleden.



In het begin had Henk gedacht lekker rustig
aan zijn film te kunnen gaan werken.
Maar het lege huis was op zijn zenuwen gaan
werken. Hij had geen benul van monteren en
ook ontbrak hem de apparatuur. Degene die
hem kon helpen, Erdal, was in de States en
dat toelatingsexamen was eind maart al.
Hij was naar 't Renpaard geweest, maar Ien
woonde al een tijdje niet meer daarboven.
Hij zou het wel aan haar moeder vragen.
Deze maand moest hij toch nog naar de tandarts.
En zou Paul nog in die woonwagen wonen?
Eerst maar eens naar de familie Pot.

pagina 66

Ze was geluidsopnamen komen maken
op een motorcross in Betekom bij Aarschot.
"Ze is een componiste."
Zo kende Henk de enigszins hoekige
Boet helemaal niet, zo... anders.
Carmenita Scarfone was haar naam.



"Ik ben in België geboren maar mijn ouders
kwamen uit Chili. Nee, niet gevlucht voor
generaal Pinochet, maar al eerder.
Welgestelde mensen, die juist vanwege
Allende het land verlieten. Mijn vader
is al lang weer terug naar Chili."
Boet kon niet laten verder te gaan:
"En haar moeder woont sinds kort samen
in Leuven met een voormalig priester,
dus heeft Carmenita het rijk hier alleen."
Waarop zij hem bestraffend aankeek.


Pinochet en Allende

pagina 65



Hij kwam haar tegen
Op de motorcross
En hij wou haar kussen
Maar zij wrong zich los
Zoals Guust zei hij: NOU MOE!

Hij schold haar uit
Voor frigide dwerg
En bracht haar terug
Naar Heist-op-den-Berg
Toen smeet ze de deur toe

Op de bank in gehuil
SNIK SNIK SNIK SNIK
Gehuil en gepruil
SNIF SNIF SNIF SNIF
Hield ze zich schuil
Bij de gordijnen

Hij klom in zijn Ford
Maar de accu was leeg
Dus belt hij nog eens aan
Tot ze op 'r knieën zeeg

Ze zeeg en ze peep
OEHOE HOE HOE
Ze greep en ze kneep
AHA HA HA
Dan nog een cape en een zweep
En lakLAARzen

pagina 64

"Als je nou voor een paar dagen
hier in Parijs onderdak zoekt,
kun je ook nog mee naar België.
Naar Heist-op-den-Berg."
"Ik had me voorgenomen om nog
niet naar huis te gaan, maar zo zou ik
wel mooi de brommer kunnen lozen,
dat is niks gedaan in de winter.
Waar ligt dat ergens in België?"
"Bij Lier en Mechelen. Niet veel meer
dan 100 km van onze Ananasstraat.
Ik popel al de hele tijd om je te vertellen
dat... ik tegenwoordig een vriendin heb.
Ja kijk maar niet zo... echt waar."
Boet? ... een vriendin?

pagina 63



"Het is geen heimwee maar taalwee"
In geen geval ging Henk al terug naar huis.
De films waren ontwikkeld maar ze hadden
ze alleen via de viewer gezien. Er moest
nog heel veel aan gemonteerd worden.
Acht cassettebandjes met geluid en een
twintigtal Kodak Plus-X reversal films
van zo'n zeven minuten ieder. Daar
moest toch iets uit te fabriceren zijn.
Misschien kon hij Boet gaan opzoeken.
Het motorcrossseizoen zou toch niet
de hele winter doorgaan? Of gingen ze
dan naar het zuidelijk halfrond? Maar er
waren dan toch ook stadioncrossen...
zoals in de Goffert. Het laatste adres
dat hij van hem had was in Lissabon.


Cassettebandje met Montale's Mediterraneo

Het was wel koud op de brommer maar
hij hoefde maar tot Toulouse, waar Boet
hem zou oppikken. Dan kon hij mee tot
Parijs. Er was inderdaad een stadioncross
in Bercy en Boet moest er strobalen stapelen.
"Heb jij al die tijd thuis niks van je laten horen?"
"Tja, ik... nou ze weten dat ik afwasser was
ergens aan de Rivièra. Dat is toch voldoende.
Net of jij iedere week een brief schrijft."
"Nee, dat niet. Maar ik bel wel eens."
"Maar ik ben, net als pa, enigszins telefoob.
Het lukt me niet, door de telefoon een normaal
gesprek te voeren." Boet zei dat je ze niet zo
vaak meer thuis trof tegenwoordig. "Ze gaan
weer meer reizen sinds wij het huis uit zijn."

pagina 62



"Fausto, mangiamo..." De bekende schrille stem
die hem aan tafel riep. Die toch aangename stem
van zijn vrouw had hij lang niet meer gehoord.
Of toch... in zijn dromen. Zou... ? Ja hoor.
En juist nu moesten ze hem wakker maken?
Hij bromde wat tegen Henk, liep naar het balkon
en leunde op de balustrade. Hoewel hij tegen
een ander woonblok aankeek en nergens water
te bekennen was, tuurde hij naar een brede
onverschillig voorbij stromende rivier. Verder dromen.
Henk had wel in de gaten dat hij hem met rust
moest laten, schonk een glas witte wijn in en
liep naar de badkamer. En mijmerde: "Waar ik
later ook kom te wonen, er moet een ligbad in zijn."



Twee weken werkte Fausto alweer in de rifugio,
een kleine bergherberg, toen Henk erover begon
te denken om weg te gaan. Hij had zijn film nu.
Fausto had er in het geheel geen toespelingen
op gemaakt, maar hij werd soms zo moe van
almaar Italiaans of Duits te praten, dat hij dan
gewoon niet meer in het Nederlands kon denken.
En zelfs zijn droomleven raakte verstoord.
Steeds vaker moest hij halsbrekende toeren
uithalen om te ontsnappen aan achtervolgers,
meestal soldaten. Niet op slagvelden, maar in
van die geheimzinnige kastelen, zoals je ziet
in Duitse verfilmingen van Edgar Wallace boeken.
Wegdraaiende bibliotheekwanden, vervaarlijke
valkuilen en Klaus Kinski als nerveuze slechterik.
Of over Fantômas, die vermomming onder
vermomming, onder vermomming...