pagina 62



"Fausto, mangiamo..." De bekende schrille stem
die hem aan tafel riep. Die toch aangename stem
van zijn vrouw had hij lang niet meer gehoord.
Of toch... in zijn dromen. Zou... ? Ja hoor.
En juist nu moesten ze hem wakker maken?
Hij bromde wat tegen Henk, liep naar het balkon
en leunde op de balustrade. Hoewel hij tegen
een ander woonblok aankeek en nergens water
te bekennen was, tuurde hij naar een brede
onverschillig voorbij stromende rivier. Verder dromen.
Henk had wel in de gaten dat hij hem met rust
moest laten, schonk een glas witte wijn in en
liep naar de badkamer. En mijmerde: "Waar ik
later ook kom te wonen, er moet een ligbad in zijn."



Twee weken werkte Fausto alweer in de rifugio,
een kleine bergherberg, toen Henk erover begon
te denken om weg te gaan. Hij had zijn film nu.
Fausto had er in het geheel geen toespelingen
op gemaakt, maar hij werd soms zo moe van
almaar Italiaans of Duits te praten, dat hij dan
gewoon niet meer in het Nederlands kon denken.
En zelfs zijn droomleven raakte verstoord.
Steeds vaker moest hij halsbrekende toeren
uithalen om te ontsnappen aan achtervolgers,
meestal soldaten. Niet op slagvelden, maar in
van die geheimzinnige kastelen, zoals je ziet
in Duitse verfilmingen van Edgar Wallace boeken.
Wegdraaiende bibliotheekwanden, vervaarlijke
valkuilen en Klaus Kinski als nerveuze slechterik.
Of over Fantômas, die vermomming onder
vermomming, onder vermomming...